Intussen is de vijfde editie van onze Summerschool Veranderkunde alweer enkele weken achter de rug. Het was een geslaagde editie met een heel fijne groep veranderaars, die allen met hun vraagstukken aan de slag gingen. Vraagstukken die in heel diverse contexten van lokale besturen, bovenlokale organisaties, onderwijsorganisaties, zorgorganisaties enz… hun oorsprong vonden.
Elk jaar heb ik het genoegen om midden in de week met de deelnemers te mogen reflecteren over wat ze tot dan toe hebben opgepikt en wat hen bezighoudt. Tijdens de begeleide intervisie helpen deelnemers elkaar en mijn rol bestaat eruit hen met open vragen te challengen.
Het zijn volgens mij heel universele vragen, die je in heel uiteenlopende contexten kunt stellen om je eigen handelen te verdiepen.
Vragen met betrekking tot het vraagstuk:
Welke resultaten streven we na?
In welke mate gaat het hier om een technisch dan wel om een een adaptief vraagstuk?
Welk probleem zijn we met deze aanpak aan het oplossen? Of ook: voor welke oplossing moeten we soms nog een probleem (uit)vinden?
In welke mate werken we hier naar resultaat dan wel naar specifieke deeloplossingen?
Wat is de systeemgrens van mijn opdracht?
Is de verandering waar we naartoe werken een verandering van eerste, tweede of derde orde?
In welke mate is de oplossing reeds bedacht of flexibel?
Waarom is het vraagstuk nu pertinent?
Wat is het risico wanneer het vraagstuk niet opgelost wordt?
Wat maak je kapot met je vraagstuk?
Hoe zien de wenselijke en de werkelijke wereld eruit?
Als veranderaars voelen we soms onmacht wanneer we worden bevangen door de patronen van de organisatie en waarvan we zelf ook deel zijn.
Vragen met betrekking tot het politieke speelveld:
In welke mate is er – binnen het speelveld – betrokkenheid bij het probleem,?
Wat zijn mijn belangen ten aanzien van de verandering? In welke mate kaart ik die aan in gesprekken?
Welke (andere) belangen zijn er vandaag in het speelveld? Hoe verhoud ik mij hiertegenover?
Wie is mijn sponsor in functie van deze verandering? Wie moet de verandering ondersteunen en wat zijn diens belangen?
Hoe verhoudt de sponsor zich ten aanzien van andere stakeholders met belang en macht omtrent de verandering?
In welke mate is de opdracht van mij en van anderen in het systeem?
Vragen met betrekking tot de organisatie:
Hoe ziet de verandergeschiedenis van de organisatie eruit?
Welke patronen zie je in de organisatie?
Hoe draagt (de opzet van) het vraagstuk, daar al dan niet aan bij?
Waar dient verandering plaats te vinden en waar wordt er aan verandering gewerkt?
Het is vaak moeilijk om de soep te ruiken wanneer je zelf aan het fornuis staat.
Vragen met betrekking tot jezelf als adviseur:
Waarom is de opdracht bij mij geland?
Wat zijn de risico’s en opportuniteiten voor mij (wanneer de gewenste resultaten uitblijven)?
Welke politieke will heb ik zelf? Wat is mijn houding ten aanzien van organisatiepolitiek en hoe groot is mijn actiebereidheid?
Heb ik het juiste netwerk om deze opdracht te vervolmaken?
In welke mate heb ik een derde plek om te herstellen van de complexiteit van dit vraagstuk?
Welke steun zou kunnen helpen om het vraagstuk kracht bij te zetten?
Hoe kan je door niets te doen toch veel doen?
Vragen met betrekking tot je veranderaanpak:
Hoe gaan we (deel)successen vieren? Wie zal eerste successen voelen?
Hoe zien het project- en programmateam eruit?
Hoe wordt weerstand gekanaliseerd?
Wie moet betrokken worden en hoe worden ze op dit moment betrokken?
Hoe wordt aan betekenisgeving over de verandering gedaan?
Hoe ziet het veranderproces eruit?
…
Als veranderaars voelen we soms onmacht wanneer we worden bevangen door de patronen van de organisatie en waarvan we zelf ook deel zijn. Maar we zijn ook beperkt door onze eigen overtuigingen en de beperkingen van ons handelingsrepertoire.
We merken ook vaak dat het voor interne veranderaars of bij interim veranderopdrachten moeilijk is om los te komen van de context en de eigen positie daarin. Het is vaak moeilijk om de soep te ruiken wanneer je zelf aan het fornuis staat. Daarom kan het interessant zijn om regelmatig afstand te nemen van eigen handelen en van je omgeving.
Daarnaast kan het goed zijn om de impact van je eigen handelen op het systeem niet te overschatten. Zowel het systeem als het individu is immers continu in wording.
Toon Torbeyns